In september 2019 overleed Madeleine Berkhemer na een kort ziekbed. BKOR vroeg Sandra Smets een stuk over haar werk in relatie tot Rotterdam te schrijven. Hans Wessels maakte een korte clip van het beeld De verloren parel (2015) gelegen in Het Park. Op dit moment wordt postuum gewerkt aan de uitwerking van haar ontwerp Parabola Blues voor de Tuin van Noord.


Zonder seksuele lading heeft kunst geen bestaansrecht, stelde de vorig jaar overleden kunstenaar Madeleine Berkhemer (Bergen op Zoom, 1973 – Rotterdam, 2019). Kunst moest plagen, prikkelen, verleiden, het mocht de toeschouwer zelfs ongemakkelijk doen voelen – alles zo lang als het mensen maar niet onbewogen liet. Daarvoor is de term seksuele lading breed te interpreteren – het oeuvre van Berkhemer bevatte zowel expliciete naaktfoto’s als abstracte beelden met sensuele stileringen, waar de erotiek enkel nog een elegant residu is. Het is een kunst waar een behoefte tot contact uit spreekt en dat paste bij Berkhemer als persoon, een ruimhartige en optimistisch gestemde vrouw met een open houding. Ze was iemand die met iedereen goed kon samenwerken, maar die intussen wel de artistieke waarde van haar werk wilde bewaken. Daarin koos ze een weg voorbij de gebaande kunstpaden, ook richting de mode-industrie of fotografie waarbij ze naakt poseerde voor erotische en fetishbladen, een genre waar doorgaans geen beeldende kunst aan te pas komt.

Berkhemer had dan ook een andere achtergrond dan andere kunstenaars. Toen ze in de jaren negentig aan de Willem de Kooning Academie ging studeren, koos ze niet voor de richting autonoom maar voor mode. Al maakte ze voor haar afstudeerpresentatie wel een feministisch schilderij: een chtonische grot, een fenomeen uit de oudheid, die stond voor de vagina. Een bizarre voorstelling die er griezelig manverslindend uitziet. Schilderen was een uitzondering en van 1995 tot 1999 was ze assistent van modeontwerper Martin Margiela. Haar standplaats bleef Rotterdam, maar ze ging veel naar Frankrijk waar een klik was tussen haar weelderige werk en zowel luxe badplaatsen aan de Cote d’Azur als met de modewereld in Parijs – waar haar werk dit jaar postuum te zien is bij collectioneur en modemerk Agnès b.. Toen ze daar bij leven nog exposeerde, waren de openingen er naar verluidt drukker bezocht dan in het nabije Centre Pompidou.

In het buitenland werd ze dan ook beter ontvangen dan in Rotterdam dat haar voor haar gevoel minder te bieden had, maar waar ze desondanks altijd mee verbonden bleef. In die jaren negentig dat ze daar begon, had Rotterdam een kleine kunstscene zonder schijnwerpers. Door die luwte was er ruimte voor brutaliteit. In het In Memoriam dat in NRC verscheen na Berkhemers overlijden, werd ze genoemd in relatie tot die scene van mensen als Erik van Lieshout, Charlotte Schleiffert, Karin Arink en David Bade. Kunstenaars die ieder een explosieve en lichamelijke beeldtaal hadden, net als zij, maar die je nooit met elkaar zou verwarren – zo herkenbaar als die eigen handschriften zijn. Bij Berkhemer speelde mee dat ze haar werkterrein verbreedde voorbij de beeldende kunst. Door haar mode-achtergrond had ze iets met de glamour die daaraan kleefde – haar werk bleef sensueel, een theatraal rollenspel, zodat artistieke en seksuele spanning elkaar versterkten.

Daarmee viel ze buiten Nederland op, al bleef ze actief in haar woonplaats Rotterdam. Daar kreeg ze in 2006 een grote tentoonstelling in TENT ten tijde van het meerkunstenfestival Motel Mozaïque. Deze expositie, ‘Milly’s Maserati Show II’, was zelf al een meerkunstenfestival met onder meer fotocollages van haarzelf als de pin-upgirls Milly, Molly en Mandy, in een spel met clichés. Elk van deze alter ego’s had een luxueuze auto. Deze Lamborghini, Maserati en Facel Vega werden al even erotisch uitgedost, met aanverwante karakters. Het werd een drukke opening met een ongebruikelijk gemêleerd publiek, afkomstig uit allerlei sectoren onder wie autodealers die pas na de tentoonstellingsopbouw besloten dat de bruikleen van de exclusieve automerken voor de duur van de show verlengd mocht worden – iets wat zij al lang had ingecalculeerd.

In de jaren die volgden werd haar werk abstracter en minder verhalend, maar het behield zijn sensualiteit. Het belangrijkste materiaal waar ze mee werkte was pantystof. Ze is niet de enige die experimenteerde met dit rekbare nylon om omgevingen te bouwen, denk aan Hans Bellmer en Ernesto Neto, maar haar creaties waren niet zozeer gekneveld of architectonisch als wel weelderig. Pantystof rekte ze uit tot gestileerde vertalingen van de erotiek en bijbehorend rollenspel van verhullen en onthullen. In deze driedimensionale objecten verwerkte ze bollen van glas die doen denken aan vruchten of billen. De gebruikte materialen zijn transparant en tegelijk zijn het tegenpolen, het textiel zacht en aaibaar, het glas hard maar breekbaar. En beide zijn, ondanks hun ogenschijnlijke fragiliteit, oersterk. Met deze glazen bellen en bollen in dat lijnenspel maakte ze grote structuren die aan plafonds en muren bevestigd konden worden, enerzijds decoratief en anderzijds zich dierlijk vertakkend en om zich heen grijpend. Eén ervan, Exciting Directions, is opgenomen in de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen, lange tijd hing een ander ontwerp bij Het Nieuwe Instituut.

Voor Bergarde Galleries ontwierp ze in 2010 een reusachtige plafondsculptuur met de titel Tuin der Lusten, verwijzend naar de door lust geregeerde landschappen van Jeroen Bosch eeuwen geleden. De stap naar een echte buitentuin is dan niet onlogisch, al vraagt dit om andere materialen. In 2015 ontwierp ze voor het Park bij de Euromast een reusachtige parelketting met een openliggende oester, De verloren parel, die er schijnbaar terloops bij ligt. De kralen variëren in grootte en zijn deels opengewerkt, vergelijkbaar met het idee van massa versus leegte in de moderne beeldhouwkunst, dat in deze witte uitvoering doet denken aan het sculpturale oeuvre van Barbara Hepworth. Tegelijkertijd is het idee van een parelketting vooral iets uit andere tijden, uit de pre-moderne Romantiek.

Zoals de ketting een sieraad voor het park is, geldt dat ook voor het spiegelglazen hekwerk Leg Show dat ze in 2019 na eerdere varianten ontwierp voor het voorplein van de Arminiuskerk. Dat bestond uit manshoge silhouetten van hooggehakte schoenen en netkousen. Nu zijn hekwerken altijd al de lingerie van een stad, maar met zijn spiegelglas betrok Berkhemer ook letterlijk het lichaam van de passanten: je ziet jezelf gespiegeld in deze voorstellingen en in relatie tot het stadsbeeld. Hard als erotiek kan zijn, gebruikte Berkhemer het juist om haar werk laagdrempelig te maken.

Met zijn toegankelijkheid, vriendelijkheid en een Pop Art-achtige humor past de buitenkunst van Berkhemer ook in Rotterdam. Dat heeft daar een zekere traditie. Sinds zij werd geboren, ageren kunstenaars er tegen de grijsheid en hardheid van de functionalistische havenstad. Ze deden en doen dat met kleur en leesbare kunst. Berkhemer ook, maar vooral met een sensualiteit die ze bestempelde als ‘sculpturale vrouwelijkheid’. In de openbare ruimte wint het aan betekenis omdat deze eigenschappen (zachtheid, elegantie en vooral menselijkheid) ontbreken in de gebouwde stad.

Voor een stad die voor iedereen moet zijn, is zachte elegantie een manier om deze aansprekend en toegankelijk te maken. Dat geldt vooral voor De verloren parel, speelobject en kunstwerk ineen. Je mag erop, erin, alles mag, waardoor het een geliefd kunstwerk is met breed draagvlak. Het is een halsketting wat iedereen eraan af ziet en er ligt een opengeklapte oester bij, waardoor het behalve begrijpelijk ook sprookjesachtig wordt. Mysterie en sensualiteit zitten dicht tegen elkaar aan.

Die eigenschappen vertaalde ze door in het ontwerp voor Noord. In 2019 werd ze met een aantal kunstenaars gevraagd een schetsontwerp te maken voor de Tuin van Noord, bij de voormalige gevangenis. Uit dit viertal viel de keus op Berkhemers ontwerp: Parabola Blues. Het is een lineair beeld waarvoor ze zich liet inspireren door Het Ding van Naum Gabo bij de Bijenkorf en door de tralieramen in het gevangenisgebouw. Parabool als in de wiskundige vorm die, ongeveer, een V-vorm is. Blues als in de melancholie die op muziek gezet is en zo mensen verbindt en deelgenoot maakt van iemands gevoel – dit is een tuin met een beladen geschiedenis.

Haar plan bestond uit het hergebruik van twee werkloos geworden trappen waar ooit onnoemelijk veel voeten van gevangenen overheen gelopen zijn. Deze zette ze zo tegen elkaar dat ze als armen omhoog reiken, een hyperbool of V-vorm, symbool van vrijheid, richting de hemel. Een mooiere vorm is niet denkbaar voor iemand die dit in haar laatste levensfase ontwierp. Terwijl Berkhemer bezig was met de opdracht kreeg ze problemen met haar gezondheid. Niet veel later bleek de diagnose kanker te zijn, waarna ze nog slechts een paar maanden had voordat ze op 46-jarige leeftijd overleed. Tijdens die laatste weken heeft ze naar verluidt nog met plezier getekend aan dit ontwerp. Ze liet haar man en drie kinderen na. De herdenkingsdienst vond plaats in de balzaal van het Wereldmuseum, met een overloop naar De verloren parel in Het Park.

Daardoor verschijnt Parabola Blues postuum, een object dat twee trappen verandert in een sieraad: het stoelt op een sokkel van terrazzo en wordt aangekleed met gouden draden, materialen die alle zullen schitteren in het zonlicht en die de oorspronkelijke turquoise trapverf zullen versterken. Net als de parelketting is ook dit een sieraad. Elegantie om het leven mooier te maken, dat was Berkhemers streven.

 


Sandra Smets is kunsthistoricus en schrijft over kunst en publieke ruimte in onder meer het NRC Handelsblad. Dit artikel is ontstaan met dank aan Anton Hoeksema.