Daar staan ze dan. Twee voeten, gemaakt door Ben Zegers. Ze zijn heel groot, behoorlijk aanwezig hier op een van de drukste punten van Rotterdam. Ze zijn net zo geplaatst als de voeten van het danseresje van Degas. Dat staat in het Museum Boijmans Van Beuningen. Wat uitdagend biedt het zich daar aan, trotseert het met neergeslagen ogen de blik van de bezoeker. Maar deze voeten zijn er niet alleen om te bekijken, om op afstand te bewonderen. Ze vormen een deel van de bewegingen, bezigheden en besognes van de mensen die zich daar op straat bevinden. Ze doen mee, ze horen bij dat wat we publieke ruimte noemen.

De twee reuzenvoeten hier aan de Binnenrotte staan niet stil, ze gaan door waar het danseresje blijft staan. Ze hebben niet alleen het museum verlaten, ze zijn ook aan het dansen geslagen. Geen idee wat ze dansen: de tango, de rumba, een nieuw dansje, net opgepikt op TikTok? Ze swingen er op los en doen voor waar het om gaat, ze laten ons zien dat we in beweging moeten blijven.

Kunstenaars zijn al heel lang gefascineerd door beweging en zoeken manieren om beweging weer te geven. Zo zouden de makers van de grotschilderingen van vele duizenden jaren geleden al beweging suggereren. Bizons, herten en andere dieren lijken in het flakkerende licht van de vuren over de wanden van de grot te vluchten. Sinds het eind van de negentiende eeuw kunnen we beweging ook echt vastleggen. Film, later televisie en video, en tegenwoordig alle digitale media, tonen elke beweging en elk onderdeel van beweging tot in de details. Wat de Britse fotograaf Eadweard Muybridge aanvankelijk nog met een serie foto’s moest ontraadselen, heeft voor ons geen geheimen meer. Fascinatie is fixatie geworden: elke sportwedstrijd bestaat tegenwoordig voor een groot deel uit herhalingen, vertraagde weergaves van cruciale momenten en bewegingen. De geniale passeerbeweging, de vergeefse zweefsprong van de doelman, de laatste stappen van Dafne vlak voor de finishlijn, we kunnen ze dromen. Ondanks die overdaad aan afgebeelde beweging proberen kunstenaars nog steeds de kern ervan te vatten. Beter gezegd: ze proberen de beweging stil te zetten om hem beter te kunnen tonen.

Dat lijkt wat overbodig. We kunnen elk beeld versnellen, vertragen, bevriezen, en weer op gang brengen. Die bevroren beelden blijven echter onderdeel van een actie, horen bij een handeling die ergens begon en die direct weer door kan gaan. Hoe stil ze ook staan, ze dragen in zich nog steeds het doel dat ze ooit in beweging zette. De dans van deze voeten gaat nergens naar toe, heeft geen bedoeling en kent geen doel. De energie ervan wringt ze in bochten, zet ze op spanning, maar ze blijven op hun plaats. Ze zijn geen afbeelding van een beweging, maar vormen de essentie van het bewegen. En die kern krijgen we niet in alle rust voorgeschoteld, terwijl we ons bezinnen in een museum, hij staat hier voor ons, midden in de wereld, tussen alle drukte, als deel van het dagelijks gewoel en gewemel.

Iedereen is dood behalve wij, is de titel van het beeld. Dat klinkt vreemd, maar ik begrijp hem in relatie tot de energie die in de sculptuur is opgeslagen. De fascinatie van de kunst voor beweging is altijd een fascinatie met het leven geweest. Leven als essentie, maar ook leven als het gedoe van alledag. Terwijl kunstwerken erin kunnen slagen dat leven te vatten, voelbaar te maken wat we vaak vergeten omdat we er druk mee zijn, raken ze zelf vaak vervreemd van dat leven, verliezen ze hun energie. Opgesloten in een museum, opgeborgen bij mensen thuis, worden het verre herinneringen aan een leven ooit en elders. De twee voeten van Ben Zegers vieren het leven echter daar waar het bruist en borrelt. Tegelijk blijven het wel beelden. Ze zijn heel groot en permanent aanwezig. Andere kunstenaars die in de openbare ruimte werken kiezen er tegenwoordig voor de onbuigzaamheid van beelden te vermijden door direct deel te nemen aan het dagelijks leven. Performances die energie halen uit de interactie met mensen en omgeving en die toeschouwers op andere gedachten brengen door ze in nieuwe perspectieven te plaatsen. De veronachtzaming en vergetelheid die blijvende kunstwerken in het publiek domein bedreigen voorkomen ze door mee te gaan in de vluchtigheid van gebeurtenissen.

Dit beeld blijft: het is een monument voor het hier en nu. Daarmee neemt het afstand van andere monumenten die voor eeuwig willen herinneren aan wat ooit leek te zijn. Standbeelden van dode, witte mannen, die mistroostig naar het verleden staren dat ze op hun voetstuk plaatste. Die houden niet van alle vormen van leven die zich om hen heen afspelen, ze kijken er op neer. Deze twee voeten staan niet op een voetstuk, ze zijn groot maar niet verheven, ze raken direct de grond en vieren het leven dat langs stroomt.

De twee voeten dansen op het ritme van de tijd. Ooit klonken hier andere stemmen en was een andere cultuur dominant. De voeten luisteren echter naar de geluiden die nu te horen zijn, de stemmen en sferen die elkaar verdringen in hun roep om aandacht, de verborgen beat van het hier en nu. En omdat ze reageren op het ritme van het dagelijks leven, hebben ze geen boodschap. Ze zijn nu hier, ze blijven nog een tijdje, maar ze kunnen straks vertrokken zijn. Ze beweren niets, verkondigen geen nieuwe waarheid, ze tonen alleen dat er beweging is. Altijd.


Jeroen Boomgaard (1953) is lector bij het Lectoraat Art & Public Space (LAPS) aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam. Daarnaast is hij als coördinator van de master Artistic Research verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Boomgaard publiceert met regelmaat in binnenlandse en buitenlandse kunsttijdschriften over avant-garde problematiek, kunst in publieke ruimte en artistiek onderzoek.