Onthulling L’Âge d’Or op de kop van de Wilhelminapier 20 juni 2021

De vermaarde Rotterdamse beeldencollectie heeft er een topstuk bij: L’Âge d’Or van kunstenaar Gavin Turk. In permanente bruikleen gegeven door het Landverhuizersmuseum, dat hier aan de overkant verrijst. Een prachtig gebaar.

Een prachtige locatie ook, hier op de Wilhelminapier. De plek waarvandaan zo veel mensen het avontuur, het ongewisse tegemoet gingen, op zoek naar een beter bestaan. Landverhuizers.

Niet geheel toevallig vindt de onthulling van L’Âge d’Or plaats op Wereldvluchtelingendag. Landverhuizers waren in essentie ook vluchtelingen. Zij sloten de deur van armoede, honger en geweld achter zich. Ze stapten de drempel over naar een goede toekomst. Voor henzelf, maar vooral voor hun kinderen.

Destijds werden ze uitgezwaaid op de kade, door familie en vrienden. De iconische zwart-wit foto’s behoren tot ons collectieve geheugen. In de Nieuwe Wereld gingen de deuren wagenwijd voor hen open.

De vluchtelingen van nu laten hun vrienden en familie in erbarmelijke omstandigheden achter. Een bitter afscheid. En de deur naar de toekomst staat op een kier. Of zit potdicht.

Gelukszoekers worden ze vaak genoemd. Kennelijk is zelfs de zoektocht naar geluk niet voor iedereen weggelegd. Het is een scheldwoord geworden, terwijl iedereen streeft naar geluk in zijn leven. Deze stad is zelfs gebouwd door gelukszoekers, uit alle delen van de wereld.

Als je onbevreesd de deur opent, wordt je huis juist groter, in plaats van kleiner. Krijgen je diepste drijfveren de ruimte.

Kahlil Gibran, een filosoof en kunstenaar die leefde van 1883 tot 1931, schreef hierover in De Profeet, zijn meesterwerk. Hierin verbindt hij twee werelden: de mysterieuze verhalen uit zijn jeugd in Libanon en van de westerse Verlichting die hij omarmde als immigrant in Amerika.

De Profeet in het boek keert na twaalf jaar ballingschap terug naar zijn geboorteland. Maar voor hij vertrekt, wordt hem gevraagd zijn wijsheid met de achterblijvers te delen. Dat doet hij in 28 poëtische essays.

Ik lees u een passage voor uit Huizen:

 

Jullie voorouders hebben jullie in hun angst te dicht op elkaar

gepakt en die angst zal nog een tijdlang duren.

Een tijdlang zullen je stadsmuren je haard nog scheiden van je

akkers.

En zeg eens, wat hebben jullie in die huizen? Wat bewaken

jullie daar met afgesloten deuren?

Hebben jullie vrede, de stille drang die jullie macht onthult?

Hebben jullie herinneringen, de glinsterende bogen die de

toppen van de geest omspannen?

Hebben jullie schoonheid, die het hart van houten en stenen

voorwerpen naar de heilige berg leidt?

Zeg het maar, hebben jullie dat in jullie huizen?

Of hebben jullie alleen comfort en het verlangen naar comfort,

dat stiekeme ding dat je huis binnenkomt als gast, dan

gastheer wordt en dan meester?

Ja, en hij wordt een temmer, die met haken en zwepen

marionetten maakt van je hogere verlangens.

_ Zijn handen zijn zijdezacht, maar zijn hart is van ijzer. –

Hij sust je in slaap en gaat dan bij je bed staan hoonlachen om

de waardigheid van het vlees.

Hij bespot je wijze zintuigen en legt ze in distelpluis als

kwetsbare potten.

Ja, de hang naar comfort doodt de passie van de ziel en loopt

grijnzend mee in de begrafenisoptocht.

Maar jullie, kinderen van de ruimte, rustelozen in ruste, jullie

zullen niet gevangen of getemd worden.

Je huis zal geen anker zijn, maar een mast.

Het zal geen glinsterend laagje zijn dat een wond overdekt,

maar een ooglid dat het oog bewaakt.

Je zult je vleugels niet laten hangen om door deuren te

kunnen en je hoofd niet buigen om het niet te stoten aan een

plafond, en je zult niet bang zijn om te ademen voor het geval

de muren zullen barsten en instorten.

Je zult niet leven in graftombes die de doden voor de

levenden hebben gemaakt.

En hoe rijk en schitterend je huis ook is, het zal je geheim niet

bewaren en je verlangen niet beschutten.

Want het oneindige in je verblijft in het hoge huis van de

hemel. De deur is de ochtendmist en de ramen zijn het lied en

de stilte van de nacht.

[ … ]

Dames en heren, laten we deze deur openen.

De deur naar ons huis, naar ons hart.

Naar onze toekomst.