Wim van der Weerd verwierf kort na de bevrijding een atelier in Ons Huis aan de Gouvernestraat. Hij was een goede vriend van Wally Elenbaas en maakte deel uit van de kring rondom Groep R, de eerste kunstenaarsgroep na de oorlog. De Groep had werkruimtes, een expositieruimte en een drukpers gekregen van de linkse theoloog en directeur van Ons Huis, Karel Proost. Vanwege tijdgebrek (Wim was werkzaam voor de architectenbureaus Brinkman & Van der Vlugt en Maaskant) kon hij zich niet fulltime op de kunst richten, maar cirkelde hij rondom de kunstenaars van Ons Huis. Volgens Johan Huijts, tentoonstellingsmaker in Ons Huis (’t Venster heette die expo-ruimte) was Wim “een fijnzinnig kunstenaar wiens soberheid een verwantschap met Elenbaas’ ascese vertoont”. Zoals hij zich associeerde met de kring van Groep R, zo associeerde hij zich ook met de latere Venstergroep, opnieuw een groep rondom Wally Elenbaas die vooral uitblonk met de drukpers (litho). Wim was zelfs al lid van de voorloper van de Venstergroep, de ‘tentoonstellingsgroep van Ons Huis’, samen met Elenbaas en Guus de Ruiter. Met de Venstergroep toonde Wim werk op de stadsmanifestatie Rotterdam Ahoy 1950, hij had dat jaar ook een solo-expositie in ’t Venster en exposeerde met de Rotterdammers in Amsterdam. In 1951 gaven Wim en zijn vrouw Gerdien mede vorm aan het tijdschrift Marsyas (er verscheen slechts één nummer, een exemplaar is vandaag antiquarisch te koop in de winkel van Hans Walgenbach, € 125,00).

Pierre Janssen, die zijn Venster-expositie besprak in Het Vrije Volk, rekende Wim tot “de bescheiden voorhoede… die kunstenaars die zonder grote vermogens het felle vuur der baanbrekers bezitten, die de ploeg zetten in het voor hen ontdekte land. Hij mist echter de spitse, zuivere techniek en een doordringende scherpte, waardoor vaak sprake is van een oppervlakkige lust voor het anekdotische” (“Acht, wat aardig!”, zal de kijker zeggen). Zijn werk “roept de naam van pionier Paul Klee zó luid, dat de stem van Van der Weerd onverstaanbaar wordt”. De bescheiden voorhoede “verwerkt persoonlijk wat de pioniers aanbieden”.

In 1951 maakte Wim deel uit van een klein actiegroepje met Henk de Vos, Gust Romein, Wally Elenbaas, Piet Rovers, Guus de Ruiter en Daniël den Dikkenboer. De Rotterdamse Kunststichting (RKS) wilde de kunst dichterbij het volk brengen en had het plan opgevat een hele reeks kunstenaars “live” te laten werken op de trappen van het Beursgebouw. De actiegroep vond dat een aanfluiting en publiceerde een manifest tegen de RKS, afgedrukt in Het Vrije Volk:

“Wij schilders van de Groep Atelier (Kunstcentrum ‘t Venster) hebben de Rotterdamse Kunststichting in een open brief meegedeeld, dat wij de vorm en strekking van deze manifestatie verderfelijk achten. Wij worden uitgenodigd ons bij deze manifestatie te vertonen in atelierkledij met atelier-ezel en doek. Dit is volgens ons clownerie. Als wij volgens gangbare begrippen vreemd doen, dan doen wij dit voor ons eigen plezier en omdat we niet anders kunnen, nooit echter omdat het publiek zich er aan vergape. De kunstenaar is geen rara avis, die door het publiek bekeken moet worden. Indien er een kloof bestaat tussen publiek en kunstenaar (waarover tegenwoordig zo veel besproken wordt), dan dient allereerst te worden aangetoond, dat de kunstenaar medeburger van onze stad is, een mens als ieder ander en geen gek beest, dat te kijk wordt gesteld in atelierkleding. Hiermede wordt de waardigheid van de Kunst (ja, wij gebruiken deze keer een hoofdletter) aangerand. Een schilder behoort voor alles houding te hebben. Wie zich voor deze manifestatie leent, blijkt de eerste voorwaarde van het kunstenaarschap te ontberen”.

Wim maakte soms ook monumentaal werk, zoals een mozaïek voor het Flevogebouw (Twaalf Provinciën), 1953-55, een inmiddels afgebroken gebouw van architect H.D. Bakker; een tableau voor de voorgevel van het KNSM-gebouw van architect Maaskant aan de Eemhaven (1962); een vloermozaïek in het zwembad van de SS Rotterdam en aluminium gevelbeelden aldaar (deze waren verdwenen en werden onlangs opnieuw gemaakt), in opdracht van architect Maaskant. En uiteraard de vormen (‘Vis’) in de Parkflat van architect Ernest Groosman, alsmede de muurschildering (binnen en buiten) aan de andere zijde van het gebouw (1958). Geleidelijk echter raakte de kunstenaar Wim van der Weerd steeds verder uit het zicht. In 1973 werd hij door criticus Bertus Schmidt in Het Vrije Volk, de krant die in de jaren 1940-1950 nog regelmatig aandacht aan hem had besteed, “de mij geheel onbekende Wim van der Weerd” genoemd.

Meer informatie is te vinden op de website van Wim van der Weerd.