Le Tamanoir werd eind 1965 geplaatst in Hoogvliet. De gemeente Rotterdam kocht het werk begin 1964 op een solo-expositie van Alexander Calder bij Galerie Maegt in Parijs. Men had zojuist een aanzienlijk bedrag voor verfraaiing van de nieuwe wijk Hoogvliet gereserveerd en was in dit kader zeer geïnteresseerd in een sculptuur van Calder. Dit blijkt uit een brief van 13 maart 1964 van het hoofd van de afdeling Kunstzaken aan de Wethouder van Kunstzaken: “Werd aanvankelijk overwogen met Calder overleg te plegen over de mogelijkheid van een opdracht, het toeval wil, dat op het ogenblik een plastiek van deze kunstenaar te koop is, die zowel naar de vorm als naar het formaat geheel beantwoord aan de eisen, die de situatie in Hoogvliet stelt”, schreef hij. De galerie had bedongen dat het beeld na de verkoop aan Rotterdam eerst getoond zou worden op de kunsttentoonstelling Documenta III te Kassel in 1964, samen met vier andere ‘stabiles’ van Calder. De Commissie Stadsverfraaiing werkte graag mee: het betekende immers meer bekendheid voor het object dat weldra in Rotterdam zou prijken. Het beeld bestaat uit gestileerde vormen, die uit plaatstaal zijn gesneden en door middel van enorme bouten aan elkaar zijn geklonken tot een monumentale ruimtelijke constructie. Niet veel mensen zullen bij het zien van dit beeld direct aan een miereneter denken, maar eenmaal op het spoor gezet door de titel zijn de karakteristieke kop van het beest, de zware poten en het gebogen achterlijf te herkennen. In de sculptuur is de anatomie van de miereneter niet exact nagebootst, maar gestileerd weergegeven. Voor meer informatie: Sculpture International Rotterdam
Alexander Calder (Lawnton (Pennsylvania), 1898 – New York, 1976) was één van de bekendste Amerikaanse beeldhouwers. Hij volgde van 1923 tot 1925 een opleiding aan de Art Students League in New York. Daarna verhuisde hij naar Parijs en kwam in contact met de avant-garde. Aanvankelijk maakte Calder ruimtelijke draadfiguren en plastische sculpturen van hout. Rond 1931 ontstonden de eerste ‘mobiles’, waar hij beroemd mee werd. Het zijn hangende, in de wind bewegende composities van door ijzerdraad verbonden platte elementen. Iets later verschenen de ‘stabiles’: staande, vaste constructies, opgebouwd uit elkaar snijdende platen metaal. Ze zijn afgeleid van de mobiles die dergelijke constructies als onderstel hadden. In de jaren ’60 en ’70 werden veel stabiles en mobiles op monumentaal formaat uitgevoerd; ze bestaan meestal uit biomorfische vormen, afgeleid van levende organismen. Ze verbeelden vaak dieren: soms geënt op de bestaande wereld, soms voortkomend uit een abstracte fantasiewereld. In Calders sculpturen is ook een rol weggelegd voor kleur. Hij verfde zijn sculpturen in een beperkt palet: de primaire kleuren rood, geel en blauw, gecombineerd met zwart en wit.
Le Tamanoir werd eind 1965 geplaatst in Hoogvliet. De gemeente Rotterdam kocht het werk begin 1964 op een solo-expositie van Alexander Calder bij Galerie Maegt in Parijs. Men had zojuist een aanzienlijk bedrag voor verfraaiing van de nieuwe wijk Hoogvliet gereserveerd en was in dit kader zeer geïnteresseerd in een sculptuur van Calder. Dit blijkt uit een brief van 13 maart 1964 van het hoofd van de afdeling Kunstzaken aan de Wethouder van Kunstzaken: “Werd aanvankelijk overwogen met Calder overleg te plegen over de mogelijkheid van een opdracht, het toeval wil, dat op het ogenblik een plastiek van deze kunstenaar te koop is, die zowel naar de vorm als naar het formaat geheel beantwoord aan de eisen, die de situatie in Hoogvliet stelt”, schreef hij. De galerie had bedongen dat het beeld na de verkoop aan Rotterdam eerst getoond zou worden op de kunsttentoonstelling Documenta III te Kassel in 1964, samen met vier andere ‘stabiles’ van Calder. De Commissie Stadsverfraaiing werkte graag mee: het betekende immers meer bekendheid voor het object dat weldra in Rotterdam zou prijken. Het beeld bestaat uit gestileerde vormen, die uit plaatstaal zijn gesneden en door middel van enorme bouten aan elkaar zijn geklonken tot een monumentale ruimtelijke constructie. Niet veel mensen zullen bij het zien van dit beeld direct aan een miereneter denken, maar eenmaal op het spoor gezet door de titel zijn de karakteristieke kop van het beest, de zware poten en het gebogen achterlijf te herkennen. In de sculptuur is de anatomie van de miereneter niet exact nagebootst, maar gestileerd weergegeven. Voor meer informatie: Sculpture International Rotterdam
Alexander Calder (Lawnton (Pennsylvania), 1898 – New York, 1976) was één van de bekendste Amerikaanse beeldhouwers. Hij volgde van 1923 tot 1925 een opleiding aan de Art Students League in New York. Daarna verhuisde hij naar Parijs en kwam in contact met de avant-garde. Aanvankelijk maakte Calder ruimtelijke draadfiguren en plastische sculpturen van hout. Rond 1931 ontstonden de eerste ‘mobiles’, waar hij beroemd mee werd. Het zijn hangende, in de wind bewegende composities van door ijzerdraad verbonden platte elementen. Iets later verschenen de ‘stabiles’: staande, vaste constructies, opgebouwd uit elkaar snijdende platen metaal. Ze zijn afgeleid van de mobiles die dergelijke constructies als onderstel hadden. In de jaren ’60 en ’70 werden veel stabiles en mobiles op monumentaal formaat uitgevoerd; ze bestaan meestal uit biomorfische vormen, afgeleid van levende organismen. Ze verbeelden vaak dieren: soms geënt op de bestaande wereld, soms voortkomend uit een abstracte fantasiewereld. In Calders sculpturen is ook een rol weggelegd voor kleur. Hij verfde zijn sculpturen in een beperkt palet: de primaire kleuren rood, geel en blauw, gecombineerd met zwart en wit.
We use cookies to ensure that we give you the best experience on our website. If you continue to use this site we will assume that you are happy with it.OkNo