Tijdens de lancering van Kunstroute Hoogvliet, die plaatsvond op 24 mei 2023 in Art Studio Hoogvliet, vertelde kunsthistoricus Sandra Smets over de bijzondere collectie kunstwerken in Hoogvliet. Dit essay is een schriftelijke vertaling van haar lezing, waarin ze verbanden legt tussen de werken van Dick Elffers, Gust Romijn, Chris Elffers en Bob Bonies. De kunstroute langs zestien beelden is hier te downloaden.
Op de vraag welke van de voormalige deelgemeenten in Rotterdam genoeg kunst hebben voor een eigen kunstroute, is Hoogvliet het meest logische antwoord. Immers, hier staat ‘de miereneter‘ van Calder. Dat is een sculptuur die je verwacht aan te treffen in grote musea zoals het MoMA in New York of Centre Pompidou in Parijs, maar in plaats daarvan bevindt het zich op de hoek van de Aveling en Venkelweg in Hoogvliet. Centre Pompidou sluit binnenkort wegens een verbouwing, maar Hoogvliet blijft altijd open.
Calder is een internationale naam uit de kunstgeschiedenisboeken. Toch is dat niet per se het enige kunstwerk waarmee Hoogvliet te associëren is. Minstens zo kenmerkend is er een relatieve nieuwkomer, namelijk het keramisch reliëf van Dick Elffers. Dat is misschien wel nog unieker dan het beeld van Calder. Elffers was een veelzijdig kunstenaar die schilderde en affiches ontwierp en meer, maar die ook voor een rubberfabriek in Pernis een monumentaal gevelbeeld maakte dat in 1960 werd onthuld. Het is een werk dat nog steeds goed laat zien welke hoge ambachtelijke kwaliteit de monumentale kunst toen kenmerkte. Inmiddels heeft het nota bene ruim zestig jaar buiten gehangen, in weer en wind, en nog altijd zijn de kleuren zo fel, dat het niet lijkt alsof die ook maar iets verschoten zijn. Toen het gevelreliëf naar Hoogvliet verhuisde, nu tien jaar geleden, werd het een kleurige blikvanger bij het winkelcentrum. Vermoedelijk is het destijds in Pernis nog veel kleuriger en opvallender geweest. Dat fabrieksterrein van een oliebedrijf in een tijd dat er nog geen milieu-eisen bestonden, zal in niets geleken hebben op deze harmonie van mens en natuur zoals Elffers die hier uitbeeldde, met een rund, een kat, een vogel, een vis en een slang.
En dit zijn niet de enige museale kunstenaars van wie Hoogvliet kunstwerken heeft. Zo hangt aan een muur aan het Berkelmanspad een zeer atypisch keramisch wandwerk van Jan Schoonhoven, die bekendstaat om zijn witte geometrische rasters van herhalende rechthoeken en vierkanten. Daarvan is dit kunstwerk hier, op een kleine blinde gevel, bijna een tegenpool. De vorm is anders, net als het materiaal, de kleur en de inhoud: gebaseerd op grottekeningen van prehistorische jachtscènes. Het is verbazingwekkend dat Schoonhoven zo’n werk maakte, en nog meer verbazingwekkend is dat het dan hier te vinden is. Loop je in Hoogvliet over straat, dan zie je ineens dit tafereel tussen een parkeerplaatsje en een kinderdagverblijf, in alle opzichten onverwacht.
Bijzonder is bovendien dat dit kunstwerk in Hoogvliet in best goed gezelschap verkeert, in die zin dat er meer kunstwerken gaan over zo’n soort oerwereld. Dat geldt natuurlijk ook voor het reliëf van Elffers, dat zelfs letterlijk zo heet (De oerwereld van het dier ten opzichte van de synthetische wereld), en er zijn er meer. Gust Romijn maakte in 1965 Het oneindige huis, een beeld dat inderdaad iets van een huis weg heeft en waar je in kunt gaan zitten, geïnspireerd op de huizen van de Flintstones. Deze hunebedachtige constructie is toepasselijk gesitueerd aan de rand van het Ruigeplaatbos, omdat hij wilde laten zien dat een relatie tussen wonen en natuur een haalbaar streven is. Van Romijn bestaat in Rotterdam nog een aanverwante sculptuur, dat lange tijd in een park op Zuid stond en inmiddels is herplaatst voor bij de ingang van het Erasmus MC. Begin jaren zestig woonde Romijn in Amerika en keerde terug naar Nederland voor enkele opdrachten, vooral deze twee beelden. Het waren dan ook niet zomaar beelden, maar statements. Het kunstwerk in het Ruigeplaatbos werd een vloeiend bouwsel omdat Romijn zich, net als meer kunstenaars, boos maakte over hoe steden inmiddels gebouwd werden: saai, functioneel, grijs, fantasieloos. Dit beeld was dan ook bedoeld als tegenreactie om te laten zien dat het ook anders kon, beelden die gastvrij en organisch zijn, bedoeld om in te kruipen en beschutting te zoeken. Kunst, kortom, tegen de ontmenselijking van de wereld.
Ook verwant hieraan is Groeigemeenschap van Chris Elffers uit 1971, dat in Hoogvliet in het winkelcentrum staat. Het is een vrije vorm die zich naar alle kanten lijkt uit te breiden en waar verder eigenlijk geen peil op te trekken is, want het is van alles, of zou van alles kunnen voorstellen. Ook dit is wel vergeleken met een voorwereldlijk wezen, uit een denkbeeldige oertijd. Deze weelderige bronsplastiek zou stevig genoeg moeten zijn om op te klimmen: de Kralingse beeldhouwer Elffers heeft moeite gedaan om deze uitstulpende vreemde vorm sterk genoeg te maken. Hij begon met kippengaas, bedekte dat met klei, bracht toen een laag gips aan, vervolgens een waslaag, toen opnieuw gips, liet het was smelten en vulde de holtes met brons. De uitstulpingen kunnen, blijkens de titel, uitgroeien tot zoveel meer zoals ook Hoogvliet toentertijd flink aan het groeien was en ook de jeugd dat zou doen. Niet helemaal de bedoeling kreeg het beeld de bijnaam ‘Klim-op’ voor klauterende kinderen en wordt het liefkozend ook wel de ‘Dubbele neushoorn’ genoemd, ‘Mislukte dino’ of ‘Reuze-egel’.
Deze paar beelden rond het thema natuur en oerwereld vormen een interessant ensemble en zijn tegelijk nog maar een klein deel van het aanbod dat Hoogvliet heeft. Want daarin bestaan ook beelden die een heel andere kant op gaan, die streng en geometrisch zijn, die dus juist wél mee willen doen met de architectuur. Zoals het beeld van Bert Meinen uit 1983 voor de voormalige brandweerkazerne: strakke abstracte palen van rvs met een stuk brandweerrood. De jaren 1980 waren duidelijk een ander tijdperk en dat is ook te zien aan het al net zo strakke beeld van Bob Bonies voor het politiebureau, uit 1988. Dit verscheen in een tijd van functionele en onpersoonlijke architectuur waar een functioneel uitziende kunst bij hoorde. Een krachtig verticaal plastiek als middelpunt voor de ruimte, maar ontworpen in opdracht voor het bijbehorende politiebureau. Daarvan liet Bonies een trapje en architecturale elementen terugkeren in het zeven meter hoge kunstwerk.
Politiebureaus kregen in Rotterdam opvallend vaak strenge, geometrisch uitziende kunst en ook de eisen waren streng. Bonies kreeg te horen dat het beeld onderhoudsarm moest zijn, niet mocht uitnodigen tot klimmen en vallen, en moest opvallen zodat mensen makkelijk het politiebureau kunnen vinden. Dat ook dit zo zakelijke kunstwerk in de volksmond een bijnaam kreeg, de ‘ja-knikker’, lijkt een teken dat het ook echt geaccepteerd is geraakt, iets wat voor dit soort abstracte omgevingskunst toch geen vanzelfsprekendheid is.
En er zijn meer bijnamen, veelal ook genoemd op de routekaart die BKOR en SIR presenteerde. Dat laat zien hoe veel interessants er te vinden is in de openbare ruimte van Hoogvliet en hoeveel dwarsverbanden tussen die kunstwerken er te trekken zijn, waarmee deze collectie duidelijk een tijdsdocument is. Het vertelt over de geschiedenis van Hoogvliet en over de ideeën die geleefd hebben in de tijd dat dit gebouwd werd. Daarmee is het niet alleen kunstgeschiedenis, maar weerspiegelt het ook een gestolde stadsgeschiedenis.