Jarenlang was deze enorme muurschildering een markant kunstwerk in de stad. Het Touwtjespringend meisje van kunstenaar Co Westerik zat op de gevel van het voormalige politiebureau aan de Haagseveer. Westerik kreeg in 1976 de opdracht van de Rotterdamse Kunststichting om de blinde muur van het politiebureau te voorzien van een muurschildering. Tijdelijk, want men wist dat het gebouw gesloopt zou gaan worden. In 1988 was dit het geval en werd het Touwtjespringend meisje gesloopt.
Christine, de dochter van Co Westerik, stond model voor het meisje. Westerik voerde de schildering grotendeels zelf uit, met behulp van een assistent. Op honderd meter afstand regisseerde Westerik zijn assistent met een megafoon, die met vetkrijt de punten op de muur uitzette. Daarna werd er een cementlaag op de gevel aangebracht om de schildering reliëf te geven en om het meisje ‘los te laten komen van de muur’. Vervolgens werd de uiteindelijke schildering aangebracht. Westerik wilde ‘elke vezel, ieder spiertje van het meisje’ laten zien. De sloop van het werk, en vooral de manier waarop, deed de kunstenaar veel pijn, ook al wist hij dat het werk van tijdelijke aard zou zijn. Een wethouder bediende de eerste sloopkogel, die zich met volle kracht recht in de rug van het meisje boorde. Westerik: “Wat een botheid. Daar ging mijn meisje. Ik kon wel janken.” De kunstenaar hield alle pogingen om het werk opnieuw te maken tegen: “Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen mijn liefje opnieuw te laten vereeuwigen. Het is beter zo.” Maar veel Rotterdammers hebben het werk in hun hart gesloten.
Co Westerik (Den Haag, 1924 – Rotterdam, 2018) studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na zijn afstuderen in 1947 maakte hij het schilderij De visvrouw, waarmee hij in 1951 de Jacob Marisprijs voor schilderkunst won. Hij heeft later nog tweemaal deze prijs gewonnen, als ook de Staatsprijs voor Beeldende Kunst en Architectuur, de Hendrik Chabot Prijs en de Jeanne Oosting Prijs. Westeriks werk maakte deel uit van vele grote internationale tentoonstellingen en zijn werk is aangekocht door onder meer het Gemeentemuseum Den Haag, Stedelijk Museum Amsterdam en Museum Boijmans Van Beuningen. In 1999 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Muurschildering van een touwtjespringend meisje, op de rug gezien
Materialen
Verf en cement
Afmetingen
Hoogte 19 m
Jaar
1976
Opdrachtgever
Rotterdamse Kunststichting
Geldbron
Rotterdamse Kunststichting
Over het kunstwerk
Jarenlang was deze enorme muurschildering een markant kunstwerk in de stad. Het Touwtjespringend meisje van kunstenaar Co Westerik zat op de gevel van het voormalige politiebureau aan de Haagseveer. Westerik kreeg in 1976 de opdracht van de Rotterdamse Kunststichting om de blinde muur van het politiebureau te voorzien van een muurschildering. Tijdelijk, want men wist dat het gebouw gesloopt zou gaan worden. In 1988 was dit het geval en werd het Touwtjespringend meisje gesloopt.
Christine, de dochter van Co Westerik, stond model voor het meisje. Westerik voerde de schildering grotendeels zelf uit, met behulp van een assistent. Op honderd meter afstand regisseerde Westerik zijn assistent met een megafoon, die met vetkrijt de punten op de muur uitzette. Daarna werd er een cementlaag op de gevel aangebracht om de schildering reliëf te geven en om het meisje ‘los te laten komen van de muur’. Vervolgens werd de uiteindelijke schildering aangebracht. Westerik wilde ‘elke vezel, ieder spiertje van het meisje’ laten zien. De sloop van het werk, en vooral de manier waarop, deed de kunstenaar veel pijn, ook al wist hij dat het werk van tijdelijke aard zou zijn. Een wethouder bediende de eerste sloopkogel, die zich met volle kracht recht in de rug van het meisje boorde. Westerik: “Wat een botheid. Daar ging mijn meisje. Ik kon wel janken.” De kunstenaar hield alle pogingen om het werk opnieuw te maken tegen: “Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen mijn liefje opnieuw te laten vereeuwigen. Het is beter zo.” Maar veel Rotterdammers hebben het werk in hun hart gesloten.
Co Westerik (Den Haag, 1924 – Rotterdam, 2018) studeerde aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na zijn afstuderen in 1947 maakte hij het schilderij De visvrouw, waarmee hij in 1951 de Jacob Marisprijs voor schilderkunst won. Hij heeft later nog tweemaal deze prijs gewonnen, als ook de Staatsprijs voor Beeldende Kunst en Architectuur, de Hendrik Chabot Prijs en de Jeanne Oosting Prijs. Westeriks werk maakte deel uit van vele grote internationale tentoonstellingen en zijn werk is aangekocht door onder meer het Gemeentemuseum Den Haag, Stedelijk Museum Amsterdam en Museum Boijmans Van Beuningen. In 1999 werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Muurschildering van een touwtjespringend meisje, op de rug gezien
Materialen
Verf en cement
Afmetingen
Hoogte 19 m
Jaar
1976
Opdrachtgever
Rotterdamse Kunststichting
Geldbron
Rotterdamse Kunststichting
Co Westerik -
Touwtjespringend meisje (1976)
We use cookies to ensure that we give you the best experience on our website. If you continue to use this site we will assume that you are happy with it.OkNo