Rotterdam kon zich wel graag vergelijken met Amerikaanse metropolen zoals New York, maar zulke grootstedelijke zichtlijnen had het niet. Die gedachte was een van de drijfveren van Lon Pennock toen hij gevraagd werd om een kunstwerk te ontwerpen voor de middenberm van de Blaak. Het werden twee slanke zwarte pylonen die er in 1984 werden onthuld. Het ensemble was een silhouet dat deed denken aan de New Yorkse Twin Towers. Maar dat moest je vooral ervaren door eronder te staan en omhoog te kijken: dan ervoer je wel het uitzicht van een metropool. Omhoogkijkend langs die twee hoog oprijzende donkere wanden zie je bovenin de lucht. Dát was het grootsteedse gevoel dat hoorde bij een metropool. Het is misschien wel de enige plek in Rotterdam geweest waar stedelingen die grootstedelijke ervaring hebben ervaren.
Op maandag 9 maart 2020 overleed Lon Pennock, na een kort ziekbed. Het beeld op de Blaak, getiteld The River, staat daar vlakbij de kunstacademie waar hij zelf ook jaren als docent aan verbonden was. Opvallend genoeg bleef het beeld er ook populair bij volgende generaties studenten, jaren later. Dat is opvallend omdat Pennock behoorde tot een andere generatie, makers van kloeke abstracte beelden, geometrische vormen zonder expressionisme, die niet snel liefdevol omarmd worden. Dat dat met zijn werk wel gebeurde, komt doordat hij een van de meesters was in deze stiel. Dat is te zien aan een intelligente en toch lichte toets, die juist dit soort grote monumentale objecten een veelzijdige uitstraling geeft: licht, ritmisch, harmonieus, speels, humoristisch en ook gewoon mooi.
Soms zit die finesse in de titel – Caravan heet een ritmische sculptuur van afwisselende rechthoeken die anders vooral abstract zou zijn gebleven, Ich und Du twee non-figuratieve objecten die ineens sensueel versmelten. Ook zit het hem in een bepaalde elegantie en spanning in het beeld, bijvoorbeeld bij de twee enorme cortenstalen rechthoeken Balans (1981) in Kijkduin in Den Haag, de stad ook waar hij zelf woonde. Als modern beeldhouwer heeft hij een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse kunstgeschiedenis geleverd. Hij laat een groot oeuvre na van sculpturen en van grafisch werk, dat ook bestaat uit geometrische vormen die elkaar opzoeken, overlappen, ruimte geven. Het is als een gestileerde choreografie die, ondanks de grote compositorische verscheidenheid, nooit klinisch werd. ‘Poëtische geometrie’, zei Thomas Köllhofer in de monografie van Pennock die in 2016 verscheen bij Jap Sam Books.
Pennock begon zijn loopbaan in Den Haag, waar hij van 1962 tot 1967 studeerde aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Daarna kreeg hij een studiebeurs van de Franse regering waarmee hij verder kon studeren aan de École des Beaux-Arts superieure in Parijs. In 1969 kreeg hij de Buys van Hultenprijs voor jonge beeldhouwers en de Jacob Maris-aanmoedigingsprijs, een jaar later mocht hij meedoen aan het internationaal symposium voor metaalplastiek in Kosice. In de jaren zeventig exposeerde hij zowel in Den Haag (Pulchri, Galerie Mathoom, Haags Gemeentemuseum) als in het buitenland (Finland, België, Parijs, Düsseldorf, Art Basel). Die lange lijst tentoonstellingen zou de rest van zijn leven blijven groeien, tot in 2019 nog tentoonstellingen bij onder meer Galerie Slewe in Amsterdam. Zijn werk bevindt zich in particuliere, bedrijfs- en overheidscollecties.
Maar net zo belangrijk als de exposities in galeries en musea was zijn kunst in de openbare ruimte. Daar werkte hij in opdracht van onder meer verschillende Nederlandse gemeentes, vooral in de jaren zeventig en tachtig. Dat was een goede tijd voor kunst in de openbare ruimte. Vooral door de toepassing van de percentageregeling waren er veel opdrachten. Daarbij was schaalvergroting mogelijk, wat ruimte bood voor kunstenaars die groot konden denken. In een publicatie uit 1989 over zijn beelden vergeleek Jean Leering, voormalig directeur van het Van Abbemuseum, de totstandkoming van Pennocks beelden met het wegstrepen van oude ideeën: zo ontstonden vernieuwende visuele reducties die zeer aanraakbaar zijn.
Pennock was een goed observator, zei ook Leering. Hij behoorde tot een school beeldhouwers, constructivisten, die een geometrische vormentaal loszongen van de omgeving – een opvolging van de omgevingsvormgeving van de jaren zeventig en tachtig. Daarbij toonde hij zich zijn tijd vooruit. Het beeld Ritme van drie bij de Rottemeren, is later door Jetteke Bolten bestempeld als het vroegste minimalistische kunstwerk in de openbare ruimte. Helaas staat het er nu verloederd bij, iets wat geldt voor veel buitenkunst die onderhoud vergt die niet gepleegd wordt. En dat terwijl Pennock zich juist flexibel toonde en graag meedacht als een omgeving veranderde waardoor een beeld niet meer als zodanig functioneerde. Bij The River bijvoorbeeld werd de Blaak veranderd, met een afslag pal langs het beeld. Door die nabijheid, maar ook door de veranderde stad met zijn etalages, besloot Pennock in samenwerking met CBK Rotterdam om het in 2014 goud te laten verven, waardoor het beeld dertig jaar na dato weer een leven kreeg.
In de rudimentaire vormentaal waar hij zich mee bezighield, wist hij een zeer rijke schakering van altijd verschillende objecten en grafische werken te ontwikkelen. Beelden die zich niet meteen laten duiden, en waarvan de buitenbeelden veel verschillende aanzichten hebben. Hij maakte later in zijn leven ook kleinplastieken en bleef exposeren tot het laatst toe. Zeer gewaardeerd als docent mede ook door zijn aimabele karakter, onderhield hij veel contacten met de kunstwereld. Hij reisde heen en weer tussen zijn ateliers in Duitsland en Scheveningen. Toch was het geen eenvoudig leven. Iedere vijftien jaar kreeg hij een ziekte of tegenslag te verduren, waar hij telkens weer overheen wist te komen. Tot dit jaar. Op 9 maart 2020 overleed Lon.