Van kinds af aan tekende en schilderde Dolf Henkes (Rotterdam, 1903 – Rotterdam, 1989). Hij groeide op in het havengebied van Katendrecht en vaarde van 1926 tot 1928. Daarna lonkte de kunst steeds meer. Hij kreeg in 1929 zijn eerste tentoonstelling in Londen, drie jaar later nam hij de stap om zich zelfstandig als kunstenaar te vestigen. Van 1935 tot 1937 woonde hij in Parijs, het epicentrum van kunst. Maar toen de oorlog begon, keerde hij terug naar Katendrecht – bijna voorgoed. In 1940 betrok hij met zijn familie een huis op Veerlaan 92a. De oorlog heeft hem “gewekt naar kleur”, zegt hij later, en kleur is hij blijven schilderen, met vreemde overlopende tinten. Zijn werk heeft een expressieve, ‘losse’ stijl in een onmiskenbaar handschrift en soms opmerkelijke technieken. In 1944 tekende hij de verwoestingen van de oorlog in Rotterdam. Na de oorlog gaat hij door met reizen en groeit zijn bekendheid. Niet alleen als kunstenaar, maar ook vanwege zijn ruzie met de onderwereld behaalde hij de kranten. Want in 1956 opende er naast zijn huis aan de Veerlaan, waar hij dan woont met zijn broer en twee zussen, een bordeel. Na een steekincident, waarbij Dolf een belager van zijn broer neerstak, kreeg hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en mocht hij twee jaar niet op Katendrecht komen. Daarna zou hij tot zijn dood op Katendrecht blijven wonen, waar hij zijn hart aan verpand had. Dat zie je aan zijn schilderijen: veel Rotterdam, de rivier, haven, boten in de mist. Maar ook portretten, mensfiguren, clowns, stillevens, soms een religieus thema. Hij beoefende een heel eigen grafische en realistische stijl van harde lijnen en lyrische kleuren. Samen met Wally Elenbaas en Daan van Golden was Henkes één van de bekendste Kaapse schilders. Toen hij 85 jaar was, stierf hij in het huis aan de Veerlaan met zijn geliefde uitzicht over de Maas. Tegenwoordig wordt in zijn naam tweejaarlijks de Dolf Henkesprijs uitgereikt aan een eigenzinnige kunstenaar.